20 december 2010

TTKZ

Woensdag 17 november

Wat TTKZ voor afkorting is zet ik niet in dit webmail, maar wil ik je wel vertellen of persoonlijk mailen. Het is een nogal lelijk woord, vandaar.

Al in de kraamkliniek verbaasden de mannen zich erover, dat er zo veel onopgeruimd was. Er stonden dozen met gebruikte naalden. Ik heb toen nog gevraagd of die opgeruimd konden worden, want de mannen wilden daar natuurlijk niet aan beginnen. Al dat spul is toen in een ondiepe kuil gegooid met wat brandbare spullen erbij. Naalden verbranden niet, er werd een laagje grond overheen gedaan en dat was het dan. Meer in z’n algemeenheid: het gebrek aan opruimen en schoonhouden was gewoon stuitend. We zijn best bereid om mee te helpen aan opknappen, maar dat we dan onze tijd ook moeten besteden aan gewoon opruimen en schoonmaken, was voor ons allemaal frustrerend.

’s Middags werd de slaapkamer aangepakt. Mw. Ndiaye had gevraagd om vooral een paar gaten in de muren dicht te maken vanwege de muizen. Maar dat was het helemaal niet. Toen het bed van de muur geschoven werd, kwam er een grote stapel schoenen, wel zo'n 50 paar door elkaar tevoorschijn. En in de stapel was een muizennest. En toen het nachtkastje verschoven werd, kwam er nog een muizennest tevoorschijn. Muizen stinken, ze laten overal urine met ziekteverwekkers achter: Salmonella, ziekte van Weil, het Hanta-virus[1]; muizen knagen aan eten. Je moet ze beslist niet in huis hebben. En nu zijn we bezig in het huis van een verpleegkundige, die zou het toch moeten weten. Altijd schone kleren aan, ziet er verzorgd uit. En dan tref je dit in haar huis aan. Echt onvoorstelbaar. De volwassen muizen stoven weg, we sloegen met gereedschap en trapten. De kadavertjes schepten we op. Het nest met de jongen kiepten we in een emmer. En toen hebben we alles in de brandkuil (burnpit) gegooid, kerosine eroverheen, vlammetje erbij en klaar ermee. Daarna handen wassen. 


Maar dat was niet het enige. Het stikte van de kakkerlakken. Kakkerlakken kunnen bacteriën overbrengen door van voedsel te eten en er overheen te lopen. Die beestjes hadden we al vaker gezien, ook in de keuken en bij het voedsel, maar nu was het echt gruwelijk. Ook die stoven alle kanten op. Wat een gore bende in die slaapkamer. Met bezems veegden we ze naar buiten; de kippen waren er, inderdaad als de kippen bij, om ze op te pikken.


Ik ben in de oude gevangenis van Tarin Kowt in Uruzgan geweest. Daar trof ik uiterst bedroevende hygiënische toestanden aan. Reden om daar direct iets aan te doen wat tegen de $ 20.000 kostte, in de wetenschap dat een jaar later het complex tegen de vlakte zou gaan omdat er een nieuwe gevangenis kwam. En hier zijn we in het huis van een goed opgeleide verpleegkundige, die met haar volle verstand en uit vrije wil in zo’n geitenbende leeft, en over twee maanden een baby’tje heeft. Onvoorstelbaar. Zodra ze terug is, zal ik een praatje met haar maken. En absurd dat het aan Nederlandse militairen overgelaten wordt om het huis op te ruimen. Het was echt een knakmomentje voor de genisten en mij. En triest dat we weten dat ze er weer net zo’n bende van zal maken als we hebben aangetroffen, zodat er over een paar maanden ongetwijfeld weer muizennesten zullen zijn. 

Ontwikkelingswerk begint niet met grote projecten - het begint met kleine dingen: elementaire hygiëne en preventieve gezondheidszorg zijn niet kostbaar - het is een kwestie van ander gedrag. Daarna komen de moeilijker dingen, zoals het gebruik van toiletten, de behandeling van afvalwater, en de inzameling van verwerking van afvalstoffen. In Uruzgan was het met alle drie slecht gesteld. Men doet z’n behoefte gewoon op het veld. In Senegal kennen ze toiletten en septictanks, maar handen wassen met zeep heb ik niet gezien. En hoe ze omgaan met afvalstoffen is bedroevend, echt heel erg bedroevend.
Het gsm-netwerk werkt weer een beetje. Kennelijk is iedereen nu zo’n beetje op z’n bestemming aangekomen en wordt er minder gebeld. Maar Raymund en ik zijn het zat. We spreken af dat ik iedere middag om kwart voor zes de Iridium aan heb en dat hij me dan belt vanaf het schip. Deze methode werkt redelijk.

Ik bespreek met hem m’n plan om hier langer in Némanding te blijven. Dat had ik eerder al met de luitenant gedaan, die was het er niet mee eens omdat in de orders staat dat we hier op woensdag 24 november vertrekken. En verder vindt hij dat ik hier niet alleen zou moeten blijven en daar heeft hij eigenlijk wel een punt. Het gaat hier allemaal prima met me, ik vertrouw de mensen, ben gezond. Maar mocht ik toch ziek worden, dan moet er van alles en nog wat georganiseerd worden om me hier weg te krijgen. Raymund bespreekt eerst met de chef-staf, de kolonel Van Aalst en ook met de LDO[2] mijn voorstel. Bij verkregen akkoord gaat hij ervoor zorgen dat hij van boord gaat, en dan bij mij terecht komt. We gingen er toen nog vanuit, dat de container met een militaire Scania vanaf het CSS opgehaald zou worden. Hij zou met de lege Scania meereizen naar Némanding. En om terug te komen in Dakar zouden we de MB van de genie kunnen gebruiken.

Die avond bespreek ik met de luitenant m’n plan. Ik noem de naam van Raymund niet, want daar wordt nogal negatief op gereageerd. Ik had verwacht dat de luitenant zou sputteren over de MB. Het viel me echt mee dat hij zei ‘mij best, maar de MB moet op tijd terug zijn in het CSS om van daaruit met een vaartuig naar de Johan de Witt te gaan, dus je wint er geen tijd mee.’ Toch constructief van ‘m.

Even hiervoor noemde ik al het probleem van de afvalverwerking in Senegal. Rondom alle dorpen en steden liggen vuilnisbelten. En in kleinere oorden ligt gewoon overal afval. Mensen gooien ook gewoon alle afval op de grond, daar waar ze staan. Ik gaf een keer een pakje kauwgom aan de bonnes. Toen ik na een uurtje terugkwam lagen de verpakkingen op de grond. Tja, kun je het de mensen kwalijk nemen? Vroeger verteerde alle afval. Langs de wegen heb ik diverse kadavers en karkassen van aangereden koeien zien liggen. Dat is organisch en verteert snel in dit land. In het westen maken we mooie kunststof verpakkingen en dat verteert niet. De mensen hebben nog niet geleerd om hun afval op te ruimen. Natuurlijk is er veel slim hergebruik. Onze lege waterflessen bewaren we omdat iedereen uit het dorp ze wil hebben. In de steden is er wel een vorm van afvalinzameling, maar alles wordt buiten gestort. En dan komen de dieren en de wind die er een bende van maken. En er zijn altijd mensen en kinderen die op zoek zijn naar iets bruikbaars of eetbaars in die stankzooi. 

Ook wij zitten omhoog met ons afval. Alles in de rantsoendoosjes is verpakt in aluminium en kunststof. De blikken van het avondeten kun je ook niet vernietigen. Om van ons afval af te komen, hebben we buiten de kampong een gat gegraven. Iedere avond gaan daar de grote, volle vuilniszakken in, een beetje kerosine erover en de brand erin. De mannen gebruiken het Engelse woord burnen en burnpit voor de kuil. Op Kamp Holland werd zo het meeste afval, en dat was écht veel, ‘verwerkt’, maar dan in het groot natuurlijk. Ze staan dan met een paar man rondom het vuur. Om de hoek woont een onderwijzer van de plaatselijke school. Die man spreekt wat Engels en dat kunnen onze genisten ook. Met m’n ministatiefje en de tijdontspanner en een sluitertijd van 2,5” maak ik een foto van het burnen.


Ik heb er plezier in om met m’n camera te experimenteren. Het was een puzzel om in de vele instelmogelijkheden van m’n Canon Ixus 850 IS te ontdekken hoe je de lange sluitertijden kunt instellen. Maar ik heb het nu gevonden. Het is ook een ideale gelegenheid omdat het volle maan is. Met het omgevingslicht kan ik bijzondere plaatjes schieten. Hieronder een foto van hoe we slapen: veldbedjes op een rij met daarop de klamboes, onder de blote hemel. Heerlijk!


Met de ritjes naar en van Karang komen we langs de entree van het nationaal park Fathala. Het is mogelijk om hier een safari te doen. Heel bijzonder is het Reuzeneland, dat met Tsjechische steun in een fokprogramma zit. Ook zijn er neushoorns en giraffes. De afgelopen dagen heb ik bij de mannen gepeild of hen dat leuk lijkt en daar reageerden ze positief op. De prijzen zijn Europees, dus hoog: toegang p.p. € 15 voor een rondrit van een halve dag, en dan moet je nog een gids en een voertuig huren. Bij de lokale mensen gooi ik een balletje op om het aangeboden te krijgen, maar vang daar bot. Er zijn geen contacten tussen het dorp en het nationaal park. Een probleem is dat ik noch de mannen geen Senegalees geld hebben en ik weet niet of ze daar euro’s accepteren. Bovendien hebben enkelen helemaal geen geld bij zich. Met Raymund bespreek ik of het toelaatbaar is de excursie met geld uit het bouwbudget te betalen. Als de werkzaamheden daardoor niet in de knel komen, is dat geen probleem. Geld achterlaten in de lokale economie is altijd goed. Met de luitenant bespreek ik het idee om op de laatste dag een safari te doen, waarop hij enthousiast reageert. Ik spreek af het verder te organiseren.

[1] Het Hanta-virus komt geloof ik niet in Afrika voor. Tijdens de Korea-oorlog werden zo’n 3.000 VN-militairen hierdoor ziek, waarvan 10% stierf aan deze ziekte.
[2] LDO, leider der oefening, in dit geval commandeur Lenselink. (Een commandeur is een eensterrengeneraal bij de marine.)