Maandag 22 november
Om kwart over zeven ’s ochtends is de maan laag boven de horizon zichtbaar. Ik neem er een foto van.
Vandaag komt de ltz1 Raymund en hebben we de terugkeer per MB te bespreken. Ik verheug me op Raymund en verwacht dat het een moeilijk gesprek zal worden met de luitenant. Raymund en de kapitein Maarten zullen hopelijk voor donker bij ons zijn.
Na het ontbijt fröbel ik een wegwijzerbordje in elkaar en plak het met ducktape vast. En direct daarop vertrek ik met de MB. Eerst brengen de chauffeur en ik het krat met lege bierflesjes terug in Toubacouta. Nieuw koop ik niet meer.
Dan gaan we terug naar Némanding om de bestellingen van de smo op te nemen. Hij heeft niets nodig; het werk loopt op z’n eind. Fal, de schilder, heeft wel wat spullen nodig. Mamadoe vraagt of hij mee mag, prima. Ik heb graag een dorpeling mee vanwege het Wolof. We kopen de spulletjes voor de schilder. En dan komt bij Mamadoe de aap uit de mouw: hij wil even naar de markt van Karang om vis te kopen. Het was me al eerder opgevallen dat ze hier vaak vis eten. Ik heb de open riolen van Kaolack gezien en geroken - ik hoef niet zo nodig vis te eten hier. Op de markt en de winkeltejs daaromheen is het stervensdruk, en gewoon gezellig. Ik heb me geen moment onveilig gevoeld in Senegal.
Als we terug zijn, is iedereen hard aan het werk. De genisten schilderen het bord op en zetten er hun tactisch teken bij. Subtiel om het zo te doen - ik ben er enthousiast over.
De tegelzetter is aan het werk. De dakdekker legt de eerste platen erop, het deksel van de nieuwe septictank wordt met een verloren bekisting gestort, de elektricien is bezig met de zonnepaneelinstallatie, er zitten patienten te wachten. Volop bedrijvigheid.
In de schaduw van de container lunchen we. We hebben een paar dagen terug oude bedden uit het ziekengebouw genomen en de banken teruggezet bij het consultatiebureau.
De bankjes zijn nodig voor de patiënten want soms is het erg druk. Een soldaat neemt een blik dat-ie warm gemaakt heeft op z’n brander, maar de meesten eten biscuits. Een dochter van de metselaar komt een schaal met eten voor haar vader brengen. Rijst met vis.
Even later rijdt een mooie Toyota 4x4 de poort binnen. Ik had de meneer en de kapitein niet al om 2 uur ’s middags verwacht. Na de begroeting wil ik alles laten zien. Maarten moet met foto’s en een verhaal morgen terug naar Dakar - Raymund blijft. Het deel dat de genisten gedaan hebben, wil ik niet zelf toelichten; dat kan de smo beter doen want het is zijn werk geweest en niet het mijne. Maar de smo zegt dat-ie dat niet doet, heel kortaf. De luitenant neemt het over.
We beginnen met het consultatiegebouw. Maarten is onder de indruk van de resultaten. Hij kent de foto’s van Peter. Er zitten patiënten buiten te wachten, er zitten vrouwen binnen te wachten want daar staat nu ook een bankje, in de spreekkamer bij de verpleegster zit een vrouw, in de bevallingskamer zit een vrouw met een kindje en er ligt een zieke op bed. Ze zeggen dat het geen probleem is dat we binnen rondlopen.
Daarna lopen we naar de woning, de luitenant vertelt beeldend wat een vieze geitenbende het was, de kakkerlakken, de muizen, het aankoeksel overal. Ik loop er weer van te gruwen; hij vertelt het ijzersterk.
Dan komt het langer blijven van mij en het vervoer al aan de orde, ik weet niet meer wie erover begon maar het komt me nu slecht uit. Eerst de rondleiding afmaken. Aan het verpleeggebouw wordt volop gewerkt, op het dak, aan de elektriciteit, de metselaar en de schilder zijn beiden bezig, dus dat treft voor Maarten.
Maarten is ook op de CIMIC-projecten van de andere landen wezen kijken. Het onze springt eruit, vindt hij. Lokale arbeiders zijn hier volop aan het werk - er zijn patiënten. Dit is een gezondheidspost die draait en waar de dorpelingen bij betrokken zijn. Ik word even door een arbeider geroepen om iets te bespreken.
De anderen zijn onder de boom gaan zitten, de smo is er nu ook bij. De opstelling is ongelukkig. De meneer recht tegenover de genisten; de kapitein als een soort voorzitter op kop. Voor mij is er geen andere plek dan naast Raymund.
‘Leen heeft gevraagd om langer in Némanding te kunnen blijven om het werk van de lokale arbeiders te blijven begeleiden. Dat heb ik besproken met de LDO[1], de commandeur Lenselink. Die is akkoord. Aangezien één man géén man is,’ zegt Tromp, ‘vindt de commandeur het goed dat ik bij Leen kom. Er wordt geen beroep op de genie gedaan, omdat die strak in de planning zitten met hun terugkeer, nl. vrijdagavond vliegen.’ Zo, de kop van het gesprek is eraf, Raymund gaat verder: ‘Leen en ik moeten zondag in Dakar zijn en we denken eraan om de MB van de genie te gebruiken voor de terugreis. De MB zetten we dan zondag op het schip, dat maandag vertrekt.’
De luitenant reageert boos. ‘Er worden dingen bepaald zonder dat ik daarin gekend word.’ Ik zeg dat er niets bepaald is of wordt, maar dat er nu een optie besproken wordt. ‘Een paar dagen terug hebben wij samen ’s avonds op de boomstam zitten praten, Ik heb je verteld dat ik langer wil blijven. Jij zei dat ik hier niet alleen moest blijven, vandaar dat de meneer er nu is. En je vond het prima dat wij de MB zouden krijgen, maar dat we daar geen voordeel van hadden volgens jou omdat die op donderdag al via het strand op het schip gezet moet worden. Als er nu de mogelijkheid is om de MB op zondag te embarkeren, dan zijn we rond.’ De smo zegt dat-ie de MB niet afgeeft. Maarten vraagt hoezo niet? ‘Onwil’, antwoordt de smo. Tja, met zo’n argument maakt de kapitein korte metten, dat ligt voor de hand.
De luitenant zegt dat zijn orders heel duidelijk zijn: hij moet de MB via het strand donderdag op het schip krijgen. Daar gaat hij niet van afwijken. Hij is verantwoordelijk voor de MB, hij staat ‘m gewoon niet af. En hij is pissig op mij, omdat ik ervan uitging dat hij de MB zou afgeven - zo is dat niet besproken stelt-ie.
Kijk, hij mag wat mij betreft best terugkomen op een eerdere afspraak, maar dan moet hij dat verdorie gewoon zeggen en níet gaan zitten draaien. Ik wijs op het moment dat wij dat bespraken - ik krijg een ontkenning terug. Oké Leen, tot tien tellen… ik zeg sorry voor mijn aandeel in dit misverstand. Zo blijf je met elkaar in gesprek, maar deze militair reageert niet op wat civiel altijd wel werkt. Onderhandelen met lieden die zich ingraven in standpunten is zinloos. De situatie is me duidelijk.
We spreken af dat de meneer en ik een alternatief gaan regelen, zodat we hier kunnen blijven. (Dat alternatief is simpel voor me: gewoon een lokale taxi naar Dakar regelen. Dat is met één telefoontje klaar. Wel even kijken of Raymund het ook een goed idee vindt.)
Nou, de sfeer is goed verpest zo. Als ik ’s avonds toevallig langs de luit, de smo en de sergeant loop die met elkaar zitten te praten, zegt de smo al dat hij me er niet bij wil hebben - iets wat ik geeneens wilde.
’s Avonds praat de smo langer met de kapitein Maarten dan dat hij gedurende de hele oefening met mij gesproken heeft. Ik zal Maarten later nog ‘ns opzoeken om te horen hoe hij tegen deze situatie aankijkt.
Ik vind het rot voor Raymund om gelijk in zo’n zooi terecht te komen. Het lijkt me beter dat we even weggaan nu de afspraak gemaakt is. Ik stel Maarten voor om in Karang te gaan kijken naar waar de bouwstoffen gekocht zijn. Dat ziet-ie wel zitten. In Maartens mooie Toyota met Franse chauffeur rijden we naar Karang. We zijn wel wat stilletjes bij elkaar. Pas in Karang kom ik in m'n normale doen.
Maarten en Raymund vinden het wel tof in het winkeltje. Er zit een dreumes op de ‘toonbank’. Jammer dat de mademoiselle nog niet terug is.
Maarten doet aan geo-caching. Hij vindt het een fijne manier om een vreemd land te leren kennen. In Dakar kwam hij bovenop de vuurtoren terecht bijvoorbeeld.
Hij heeft coördinaten en we rijden ernaartoe. Het zou moeten gaan om een giraffe. Ik vraag aan een paar vrouwen naar giraffen; ze antwoorden ontkennend. Wel heeft zich een menigte aan kinderen verzameld rondom ons. Ik geef aan een vrouw die daar ook is een stapeltje kauwgomdoosjes om uit te delen aan de kinderen. Als ik dat zelf was gaan doen, was er een gevecht ontstaan tussen al die kinderen en dat wil ik natuurlijk niet.
Bij de ingang van het park staat een stalen giraffe. Daar rijden we naartoe. Maarten en Raymund gaan zoeken. Ik loop naar Vincent, de Belgische directeur, en vraag ‘m naar de cache. We lachen samen: laat ze maar even tobben. Na tien minuten loopt Vincent naar de plek waar de cache had moeten liggen, maar die is verdwenen. Jammer voor Maarten want nu mist hij de aanwijzing voor de volgende coördinaat. Ik verifieer bij Vincent dat hij ons morgenochtend om half negen laat halen - komt in orde!
Ik zoek Awa op, want ik heb een paar belangrijke dingen te bespreken: Ten eerste dat we een taxi nodig hebben op zondag. Als Awa dat voor ons regelt, dan kunnen we langer blijven en het hele project afmaken. Geen enkel probleem natuurlijk, en ze springt echt een gat in de lucht van blijdschap. Ten tweede dat het nu zeker is dat we zaterdag een feest geven en dat ik alles betaal. Nou, ze gaat gelijk dingen regelen. Maar eerst legt ze me uit wat ze wil doen - ik vind het best.
De Franse chauffeur is maar een stille. Maarten heeft tijdens het eten volop verhalen over de oefening.
Logistiek is het zwaar, en internationaal werken heeft ook zo z’n eigenaardigheden. Iedereen is dik tevreden dat hier in Némanding alle werk dat we zelf zouden doen, klaar is, er goed uitziet, dat we complimenten van de dorpsbewoners krijgen en dat er geen ongelukken gebeurd zijn. (Alleen de korporaal heeft met een hamer op z’n vinger geslagen.) We gaan op tijd inliggen.
[1] LDO= Leider der oefening