Zondag 21 november
De nacht was kort. De nacht was lekker - niet te fris en niet te vochtig. Ik wen aan het klimaat. We staan op om zeven uur; we gaan wandelen! De genisten hebben netjes het T-shirt van hun eenheid aangetrokken. Dat heb ik niet - ik loop in het bruine van de TFU[1].
Op m’n Leatherman multitool zit een schaartje. Daarmee knip ik m’n teennagels en aansluitend vijl ik ze met het vijltje. Ik heb geen zin om last te krijgen van m’n voeten met de wandeling. Fijn ding zo’n Leatherman - mooi souvenir uit Afghanistan. 17 functies of zo en ik gebruik er hoogstens 5 van. Haha.
In hoog marstempo lopen we zo’n anderhalf uur over de asfaltweg in noordelijke richting. Overal zwaaien mensen: ‘Ça va?’’Ça va bien! - Nous sommes de Pays Bas.’ Velen denken dat we Fransen zijn.
Er is volop te zien en te fotograferen - de genisten lopen stevig door en stoppen nergens. We passeren twee duikers waar stroompjes vloeien en dat in zo’n droog land.
Na anderhalf uur pauzeren we heel even en dan gaan we naar het westen, over de zandpaden. Ha, dat is leuker. Het lijken wel duinen, met dat fijne zand, maar dan vlak en zonder het geluid van de branding.
Her en der zijn akkers, er staat vee aan paaltjes, Jongetjes hakken in de grond. Er is volop te zien: planten, vlinders, het landschap, de mensen, het vee. Ik krijg de tijd niet voor foto’s, ik zie een heleboel mieren een grote kever verslepen maar kan niet blijven kijken. Er zijn volop planten, de hobby van m’n vrouw. Ik zal een ander keertje foto’s moeten nemen en herbariummateriaal moeten verzamelen. Vooral de grassen zijn schitterend en er geurt volop munt.
We moeten de twee stroompjes door die we eerder over de weg passeerden. De meesten hebben net als ik jungleboots. Die zijn best luchtig. Maar ze zijn vooral lek: er zitten aan de zijkant kleine openingen om het water, waar je in het oerwoud continu mee te maken hebt, af te voeren. Nu lopen de kistjes gelijk vol. Ik heb een hekel aan natte voeten: je loopt blaren, je krijgt eczeem en de sokken gaan gigantisch stinken. We hadden beter andere schoenen kunnen gebruiken. De Meindl Safari’s die ik in Uruzgan had, waren beter van pas gekomen.
Al die tijd heb ik achteraan gelopen, hoofdzakelijk doordat ik af en toe even stilstond voor een foto. We komen weer op de verharde weg. nog een kilometer of drie naar onze kampong. Een paar mannen puffen een beetje: ‘toch wel warm; toch wel ver, ik voel een blaar, dorst, mag ik van jou een slok water?’ Hé dit wordt leuk! Ik verhoog m’n tempo, loop iedereen voorbij, twee man haakt aan en de rest blijft achter. Die twee bungelen nu zo’n meter of dertig achter me, hebben niet de ambitie me eruit te lopen. Ik loop nog verder uit. ‘Mooi: ouwe stomp kan marsen - loopt luchtmobiel moeiteloos eruit; haha.’ Dan roept de smo: we moeten in marsverband, twee rotten van vijf, het dorp binnen. Ik wil geen spelbreker zijn en voeg me. We hebben toch een kilometer of 12 á 14 gelopen.
Tijdens de wandeling loop ik te bedenken hoe ik deze oefening met luchtmobiel moet typeren: ik doe dit niet samen, maar tegelijk. De afstand tussen hen en mij blijft groot. Ik vind het verder prima zo: conflicten zijn er niet, soms een kleine irritatie. Woensdag neem ik afscheid van ze. Ik hoef geen diepgaand gesprek aan te gaan om bij te sturen want we redden het wel zo. En ik heb het vooruitzicht dat ltz1 Raymund woensdag komt. Met hem heb ik wel klik, dan zal het anders zijn.
Ik heb veel waardering voor de manschappen, de korporaal, de sergeant, de AMV’er die geholpen heeft na het verkeersongeluk, het blussen bij de brand, de smo die zo secuur leiding geeft aan het werk en op de kwaliteit let. Jammer dat de man zo nors doet. En de jonge luitenant snapt geen bal van CIMIC, dat we de hartelijkheid en dankbaarheid verdiend hebben met de resultaten, de houding en het gedrag van ons allen.
Woensdag willen de dorpsbewoners een feest. Ze feesten hier wat af trouwens. En woensdag vertrekken de genisten. Feest en vertrek botsen bij de luitenant: hij wil weg zodra de bus er is; snapt niet dat het vieren van de resultaten er gewoon bij hoort. Winnen van hearts & minds levert draagvlak, hulp, veiligheid op. Een keiharde wet uit Uruzgan die hier ook geldt. Ik zal nog ‘ns met ‘m praten, neem ik me voor.
Ik vond het heerlijk dat wandelen - lekker bewegen, want zo veel beweging heb ik hier niet. En het ging prima. In de hitte van de dag staat er een warme wind. Als je het zweet tussen je schouderbladen op de wind zet, dan is het gewoon even fris. Ik ben nu goed geacclimatiseerd. Per dag gebruik ik zo’n 8 tot 10 liter water: 3 x soep en 3 x thee bij iedere maaltijd, 1 of 2 keer koffie, en verder gewoon veel water drinken. M’n vochtbalans heb ik ook onder controle.
Het is nog steeds low ops. Alleen de medic heeft werk, want een slachtoffertje van het verkeersongeluk komt voor het vervangen van de wondbedekking. Dat kennen ze hier niet: het is een soort van second skin dat zeer genezend werkt, infecties tegen gaat en littekenvorming beperkt.
Na de lunch ga ik uitgebreid hpg’en in onze douche. Heerlijk al dat lauwe putwater. En wat spoelt dat bruin weg zeg. Goed m’n lijf schrobben. Wat is het hier toch stoffig.
Ik heb schone kleren aan, een prettig gevoel. Ik zoek de fles met vloeibaar handwasmiddel op dat ik van thuis had meegenomen en ik ga m’n vuile goed wassen, maar niet m’n gvt[2]. Dat is zo’n werk; dat doe ik thuis wel, of aan boord. Van het ondergoed en de sokken blijft het bruin eraf komen. Na uch[3] keer spoelen ben ik het beu. Van thuis had ik ook een waslijntje en knijpertjes meegenomen. Er is een nog stukje waslijn vrij en daar hang ik m’n spullen op. Als je ze vroeg in de middag ophangt, droogt het nog. Doe je dat na half vijf, dan droogt het niet meer.
De metselaar en de dakdekker zijn ook op zondag bezig. De gordingen en de kap zijn aan één kant klaar. Zodra de glanzend metalen dakbedekking erop zit, is het gelijk een heel ander zicht. En morgen begint de schilder! Ook betaal ik voor het stuccen van het toiletgebouwtje. Alles knapt zienderogen op.
Ik merk dat Awa zich zorgen maakt: woensdag vertrekken we, en met ons vertrek gaat het geld mee. Zo zijn mijn orders en die moet ik volgen. Ze komt vragen om geld achter te laten, want mogelijk is niet alles klaar. Ik vertel niet, dat ik langer wil blijven. Ik zeg dat de arbeiders hard moeten werken om op tijd klaar te zijn, en vraag haar hulp daarbij. Ze had eerder gevraagd om een ambulance. Ja, dat is onmogelijk. Nu vraagt ze geld om de lichte motorfiets te herstellen. Daarmee kunnen medicijnen snel in Kaolack gehaald worden, kunnen patienten vervoerd worden, kunnen medicijnen snel bezorgd worden. Dat repareren kan eigenlijk niet, want het geld is voor de bouw en niet voor andere dingen, zeg ik haar.
En dan word ik onaangenaam verrast: ze vraagt om geld voor het afscheidsfeest van woensdag. ‘Maar Awa, de Président Rural heeft ons dat feest aangeboden.’ “Nee, dat moet jij betalen als je hier weggaat, zo gaat dat altijd.” Verdorie, een misverstand. Er zijn hier vaker civiele hulporganisaties aan de slag geweest. Die geven blijkbaar altijd het feest. Ik vertel haar dat morgen mijn commandant komt (de kapitein Maarten) en het met hem zal bespreken.
De mannen houden rust, enkelen voetballen even. Ze dragen sportkleding. Gewoonlijk zie ik er altijd netjes uit: gvt aan en de junglehoed op. Maar vandaag heb ik geen elastieken in de broekspijpen en draag ik m’n groene crocs[4]; ook heb ik het jasje van het gvt niet aan, ik loop in m’n bruine T-shirt. Soepel tenuetje voor de zondag - ideaal. In de schaduw zit ik m’n dagboek bij te werken. Het is goed dat er een rustdag is. Sinds het vertrek uit Nederland zijn we continu in touw geweest. Ze hebben het over thuis, morgen doen ze de laatste dingen aan de bouw, dinsdagochtend gaan we de safari doen; ’s middags pakken ze alles in. Woensdag naar het CSS. Het zit er bijna op voor hen, maar ik wil langer blijven om het project af te ronden. De zondagmiddag sleept zich gezapig en aangenaam voort.
Ik heb de transportlijsten bekeken en zie dat er vanaf Schiphol een bus naar de kazerne in mijn woonplaats gaat. Dat lijkt me makkelijk voor m’n vrouw - hoeft ze het hele eind niet te rijden en hebben de kinderen amper verzuim van school. Ik stuur een sms’je naar de adjudant van Movecon[5] om mij op de lijst van deze bus te laten zetten. Daarna bel ik m’n vrouw. Iedere keer weer klapt de verbinding eruit in de eerste seconde van contact. Balen.
Het telefooncontact om kwart voor zes met ltz1 Raymund via de Iridium mislukt. Ik houd dat ding een half uur aan en al die tijd geen belletje. Dan komt er een sms’je via de gsm binnen. Kennelijk is hij van boord. Raymund meldt dat hij morgen (!) met de kapitein Maarten meekomt. Dat is heel, echt heel goed nieuws: het betekent dat ik hier langer dan woensdag kan blijven, en daardoor het project kan afronden. Maarten wil de laatste stand van zaken weten en foto’s nemen voor de presentaties aan de hoge officieren en burgerautoriteiten in Dakar. Ik vertel de luitenant en de smo wie er morgen zullen komen. De luitenant reageert niet zo positief op de komst van Maarten en Raymund. Hij heeft dit bezoek niet nodig; hij neemt de MB woensdag mee naar het CSS; hij vertrekt zodra de bus er is; hij heeft geen behoefte aan een feest. Jammer van deze reactie. 0% CIMIC-gevoel. Ik sms Raymund dat er geen medewerking is voor de MB, dat hij dat binnen de staf met lui van LMB moet regelen. Pech dat we juist nu niet met elkaar kunnen spreken.
Nog voor het eten bel ik met de Iridium m’n vrouw. ‘Zeg, ik vertrek per vliegtuig de 28e, en kom op maandagochtend naar huis met de bus, je hoeft maar een paar minuten te rijden om me op te halen.’ Ze vindt me een beetje triestig - voelt feilloos m’n teleurstelling over de reis per schip die niet doorgaat. Maar goed, ik ben nu wel op m’n verjaardag thuis, kan Sinterklaas meevieren, kan naar m’n schoonmoeder die jarig is en kan naar het jaarlijkse bataljonsdiner. Ik heb gelijk maar een sms’je naar de majoor in Nederland gestuurd om me aan te melden en om legering aan te vragen zodat ik ’s avonds laat kan blijven slapen. Dat zijn dan weer de voordelen van vliegen.
Aan de luitenant vraag ik nog maar ‘ns naar het bordje langs de asfaltweg dat moet verwijzen naar onze kampong. Dat boeit ‘m ook al niet. Ik zal het zelf wel maken van een stuk karton en een viltstift. Als een kapitein van LMB zo’n bordje mist, dan zal hij er zeker wat van zeggen. Ook al weet Raymund precies waar het is.
We drinken ons laatste biertje. Om half negen lig ik al in te liggen. Lekker. Bij de buren klinkt muziek. Een soort van strijkinstrument, melodieën die op Ierse of Schotse lijken. De zang is anders, ritmisch handgeklap. Ik lig er stilletjes van te genieten, ook al houdt het ons wakker waar niet iedereen blij mee is.
De mensen hier hebben niets, en toch lijken ze me tevredener dan velen in Nederland. Ze hebben hier de tijd, ze hebben hun familie, hun schamele bezittingen. Zonder bankrekening maar wel met het besef dat je sparen moet voor slechte tijden. Wat me tegenvalt is dat ze slecht zorgen voor collectieve dingen. In dit dorp heb ik drie waterputten gezien. Twee daarvan geven goed water en alleen die van ons heeft een katrol om makkelijk de vaatjes op te halen. Waarom hebben ze zoiets simpels nu niet bij de andere putten gemaakt? Ik besluit om morgen bij de smid een katrol te kopen voor de andere goede put, als afscheidscadeau aan de gemeenschap.
De volle maan schijnt door de bomen. Hé, het was gisteren intocht van Sinterklaas. De eerste keer in tien jaar dat ik er niet bij ben. M’n meiden zullen wel niet gegaan zijn - die zijn van het geloof af.
[1] TFU: Task Force Uruzgan.
[2] gvt: gevechtstenue: de broek en het jasje in camouflageprint.
[3] uch: hét onbepaald telwoord van de soldaat: uch betekent veel keer.
[4] Crocs: lichtgewicht kunststof schoenen, is een tijdje een hype geweest.
[5] Movecon, een organisatieonderdeel van Defensie die alle vervoer van PAXEN regelt.