18 december 2010

Geen zondagsrust


Zondag 14 november

‘Huh, die Fransen nemen dat bier zeker mee’, schampert de sergeant, want het krat staat buiten bij hun veldbedjes. ‘Nee, ik heb aan de kapitein gevraagd of ze wat voor ons wilden meenemen uit het restaurant en dat heeft de kapitein voor ons geregeld’, zeg ik. ‘We moeten alleen het krat met de flesjes terugbrengen.’ Dát hadden de mannen niet verwacht. De Fransen schuiven aan het bij het ontbijt, doosjes worden geruild, heet water wordt uitgedeeld. De Française vinden ze een schatje.  Ik krijg de Franse esbitbrandertjes, leuk voor m’n dochters die op scouting zitten. Om 10h vertrekken ze, ze gaan koffie drinken in een restaurant in Sokone. Kapitein Peter heeft onderhand wel genoeg van dat geteut en moet mee.


De genisten beginnen met werken. Me de smo bespreek ik de behoeften aan materialen. Ik wil responstijd hebben om te kunnen inkopen, maar vandaag hoef ik niet naar Karang.

De luitenant krijgt een sms’je dat de herbevo van het CSS vertrokken is. We verwachten ze tegen lunchtijd. Prettig voor ze, want dan kunnen ze even eten en dan met daglicht weer terug. Maar dan komt het bericht dat ze ergens zijn vast gereden. De bijrijder wilde even naar het toilet, ze zijn van de verharde weg gegaan, en bij het keren van het zandpad gereden. Gelijk tot aan de as weggezakt. En toen moest de berging komen, dat duurde natuurlijk even.

Ik duik in de stukken, wil begrijpen hoe de Senegalese genie alles bedacht heeft. Er zijn geen tekeningen, wel de materiaalstaten. Na een half uur heb ik het beeld scherp, geen plafond maar wel siersmeedwerk in het verpleeggebouw - een vreemde keus. Ik ga een planning opstellen. Het werk moet op tijd klaar want ik kan het niet overdragen aan de Senegalese genie. Ik maak een lijstje van prioriteiten: alles wat bijdraagt aan gezondsheidszorg wil ik laten doen, alle luxe dingen zal ik laten vallen. De tijd is krap, maar het lijkt me toch haalbaar. 



De metselaar was al voor daglicht bezig. Hij maakt een massa stenen, zoveel dat ik het niet begrijp. Ik vraag ‘m ernaar en krijg een onduidelijk antwoord. Er komt een voetrand langs het gebouw en dat lijkt me wel handig. Niet afgesproken, gewoon meedeinen.

Mooi om te zien hoe hij wapeningsijzer buigt en vlecht, beton maakt en stort. Beperkte drukkracht, eerder vastgeplakt zand en steen.

 
De doorgezakte betonnen balk wordt opengehakt, er komt een kist omheen, ik kan het niet laten me er even mee te bemoeien door te vragen om een paar staven ijzer in de trekzones, hij zorgt er keurig voor.

Ik ben bezig met de administratie als de timmerman voor het dak komt. Ik leg alles uit. De Senegalese genie had het dak willen uitbreiden boven de veranda, waarbij de rest blijft zitten. Mij lijkt het beter het hele dak te vervangen. Dat moet met het geld uitkomen, concludeer ik na wat rekenen. 

Ik wil me niet in detail met de bouw bezig houden. Voordat je het weet komen ze vragen of ze het goed doen, en dan verlies ik me in details. Daarom laat ik de metselaar en de timmerman ook het dakje boven de aanbouw van de kraamkliniek coördineren. Leg keer op keer uit, dat ik er ben om hen te helpen, om de bevolking van Némanding te helpen en dat het de verantwoordelijkheid is van hen zelf om er wat van te maken. Als ze het verprutsen, hebben ze niet mij, maar hun eigen families ermee. Ik herinner me de citaten van T.E. Lawrence (of Arabia) en neem me voor ze als motto in dit journaal op te nemen.

Ondertussen is de schilder bezig de muren te kalken. Dat moet nog wel een tweede keer. De hele kampong knapt gigantisch op.


Ik werk m’n hele administratie bij, wat nog een heel werk is. Ik tel het geld, stel vast dat het allemaal nog klopt. Ik zet een verplichtingenadministratie op. Het zou lullig zijn opdrachten te geven als er geen geld voor is.

Dan is het tijd voor lunch. Ik heb niet meer zo’n trek als eerst, heb het gevoel dikker te worden en dat was niet de bedoeling. Ik neem van het Franse rantsoen, het valt me een beetje tegen: de biscuits vind ik niet zo lekker. Ik ben blij dat ik een potje sambal heb meegenomen. Op de foto overigens een Nederlandse biscuit.


’s Middags zet ik een heel rekenschema op om de nog te verwachten uitgaven uit te rekenen. Ik kom op CFA 4 miljoen en een verwacht overschot van CFA 1,6 miljoen. 15% over houden is niet beroerd. Het is niet m’n bedoeling om veel geld over te houden, alles wat hier in de lokale economie gaat, is ontwikkeling. Als de timmerman, de metselaar, de schilder er iets aan over houden, dan kunnen ze medicijnen kopen als dat nodig is, of de school betalen. Je moet kleinschalig denken. Ik wil niet dat het geld naar mensen gaat, die er niet voor werken. Cash for work, zoals we in Uruzgan doen wil ik hier ook. Gewoon dezelfde principes om met lokale arbeid en arbeiders om te gaan.

Met al dat gereken loop ik er nu pas tegenaan, dat de eenheidsprijzen van de Senegalese genie excl. 18% BTW zijn. Nou, dan zijn de prijzen in Karang allemaal aan de lage kant. Wel heb ik de indruk dat we veel meer verf nodig hebben dan geraamd. Maar ik zie ervan af, om een bouwstoffenadministratie op te zetten. Veel werk en waarschijnlijk niet nuttig.

Vanwege privé-omstandigheden moet een soldaat bellen. Ze weten inmiddels dat ze altijd m’n mobieltje kunnen gebruiken om naar huis te bellen en dat waarderen ze geloof ik wel.

 
Er zijn veel kindertjes buiten de kampong. Ik laat me fotograferen met ze. Het valt me op dat de kinderen hier heel beleefd zijn en zelden huilen. En ze hebben niets om mee te spelen. Wat een contrasten met Nederlandse kinderen. Janken en zeuren altijd, en een grote bek, om het maar even ongenuanceerd te brengen. 



De genisten werken hard, nu ook binnen. Het gaat fantastisch met de plafonds en de horren. De smo heeft er goed sturing op.

  
We eten. Ik ga minder eten want ik krijg echt een dikke pens zeg. 

De loggies met de herbevo zullen pas in de avond komen. Ik hang een breaklight[1] op aan een boom langs de verharde weg. De smo vindt het maar niks, ‘dat pikken ze toch’. Ik vraag aan een paar vrouwen, die aan de overkant van de weg zitten, om ervoor te zorgen dat het breaklight blijft hangen. ’s Ochtends kan ik ‘m weghalen - zie je wel. Het is maar goed dat ik het kopen van water doorgedrukt heb - anders hadden we mooi zonder gezeten.

De loggies komen om 1h ’s nachts binnen. De smo heeft er zowat een uur op zitten wachten langs de kant van de weg. Ze gaan snel slapen. Wij zijn al om half tien gaan ‘inliggen’. Dat is het militaire woord om in je bedje te gaan liggen, zonder dat je gaat slapen. Sommigen lezen nog wat, een soldaat heeft een bijbel bij zich en leest er trouw iedere avond in. Ik heb zo veel tijd om te slapen,dat ik best een paar uurtjes kan mijmeren en denken, kijken naar de maan, de sterren, een vleermuis, soms een vuurvliegje, luisterend naar de krekels die luid zingen, een ezel die balkt. Heel bijzonder om drie weken lang buiten te slapen. Er zijn overigens vrijwel geen muggen en dat is ook wel prettig.

Nu even iets banaals. Ik merk dat ik, om het maar zo te zeggen, broeiballen heb in de pendek[2] van Hare Majesteit. Ik neem me voor om thuis een stapeltje luchtige boxershorts te kopen en die klerependeks nooit meer aan te trekken - ze zijn me veel te warm.

Het koelt af, ik slaap lekker, trek er de dekentjes bij. Al voordat het daglicht er is, hoor ik al de katrol van de waterput. De metselaar is begonnen.
 


[2] Pendek, Maleis voor onderbroek.