Zaterdag 20 november
Het is koud geweest vannacht. De gele verf heeft onvoldoende gedekt, er is een tweede laag nodig en ik ga witte verf en flesjes met gele kleurstof kopen. Het kost altijd weer veel tijd om het allemaal besproken te krijgen. Ik vrees dat de mademoiselle, die ook vertrokken is naar familie elders voor het Tabaskifeest en altijd nog niet terug is, een beetje door haar voorraden heen raakt: we hebben hier al zo veel gekocht. In het winkeltje is een apart hokje van dun hout, kippengaas en een doorgeefluikje, waar de administratie en het geldkistje zijn. Grappig.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEgHXj5Ud5IjfJECrAW9NmmkKBUx3pCcwmce29yBXp7cjo21FQx1zyYtbZJpDcRa9Eiz54pkKuGwPHipnf8Lmj9kgolbWC4arnR8qqhMaHu7zfGF1RSVNmWgcgF4N0QCtkJIM07B7Yv1YGsP/s200/IMG_5444.JPG)
Toen ik daar was, kwam er een telefoontje. Het was de smo, maar de verbinding was zo ontzettend slecht, dat ik er niets van verstond. Het is echt een ramp, die slechte telefoonverbindingen. Teruggereden, de bestelling van de smo opgenomen en alwéér naar Karang.
Onvoorstelbaar hoe knullig de PVC van het toiletje verwerkt wordt. Er liggen pijpen in twee maten: ø 63 en 75 mm. De leiding die uit de douche komt is ø 63 mm en vervolgens rammen ze toch die ø 75 erin. Een hulpstuk is gebroken. Nu laat ik de boel er uithalen. En voor de derde keer terug naar Karang om dat gebroken hulpstuk te vervangen. Ik hoop dat ze ondertussen de boel niet opnieuw verkeerd doen.
Er wordt hard aan het dak gewerkt en de muren worden bepleisterd, iets wat ze keurig doen.
Opeens hoor ik mensen schreeuwen. Ik draai me daar naartoe en zie een heleboel rook achter de muur. BRAND! Er staat een hutje in brand op het erf van onze nachtwaker,die naast ons woont. Iedereen stopt met werken - onmiddellijk gaan de genisten water putten en water naar de brand brengen. De volle teilen die als waswater voor ons klaar stonden, zijn al op het vuur gegooid. Volle teilen worden versjouwd en doorgegeven. Drie man is over het muurtje gesprongen en proberen het vuur te blussen. Maar het waait hard, het dakje is van droog gras en van hout. Het is onbegonnen werk om te blussen. Wat binnen brandt wordt wel geblust. Er staan intussen een heleboel dorpsbewoners omheen. Ze hebben de houten kap van het stenen bouwseltje gehaald - het staat er geblakerd bij.
Ik ga onder de boom zitten uitblazen van het gesjouwd met al die teilen. Mamadoe en Fal zitten daar ook. Ik laat me informeren over de schade: de dakbedekking, de houten kap, een bed, nog wat meer schamele inventaris, wat voedsel. ‘Hoeveel kost dat?’ “Toch wel CFA 75.000.” Ik vraag of het dorpshoofd kan komen. Die is er even later en ik leg uit dat we noodhulp geven als we erop kunnen rekenen dat iedereen meehelpt om de schade te herstellen. Dat wordt plechtig beloofd en men is mij innig dankbaar. Ik moet ook zakelijk blijven en laat voor ontvangst tekenen. Het valt me mee dat de man een pen kan vasthouden, want meer dan de helft van de Senegalezen is analfabeet.
Wat later komt de verpleegster, die de woning bewoont met haar man, thuis uit Dakar. Het eerste wat ze doet is gaan praten met de verpleegkundige in het kraamgebouw. Daarna gaat ze naar haar eigen huis. Ze zegt dat ze het mooi vindt wat we allemaal gedaan hebben. Maar ik twijfel eraan gezien haar gezicht. Nou ja, ze moet het er maar mee doen. Ze maakt er verder geen woorden aan vuil en ik vraag me af of ze alle mannen wel gaat bedanken.
M’n sympathie voor haar heeft een stevige deuk opgelopen met al dat ongedierte in haar huis. en nu reageert ze helemaal niet enthousiast op de vorderingen en resultaten. Ik heb er de pest in en al dat ongedierte zit me nog hoog.
Ze komt onder de boom zitten. Ik vertel haar dat het huis erg vies was, dat onze mannen alles hebben opgeruimd en schoongemaakt. Ook zeg ik haar dat er volgens mij geen muizennesten geweest waren, als ze haar huis netter en schoner gehouden had.
Mogelijk ben ik te direct en te confronterend geweest, want ze accepteert niet wat ik naar voren breng. Zij en haar man zijn altijd zó druk, dat ze gewoon geen tijd hebben om in huis te werken. Nou ja zeg, met wat ik gezien heb hoe ‘druk’ ze het wel niet hebben, en er ook nog drie bonnes als slavinnetjes rondlopen, betwijfel ik dat ten zeerste.
Laat het me toch een rotzorg zijn - het is haar keus in de geitenbende te leven en er straks een baby’tje in te hebben. M’n bereidheid om tot het uiterste te gaan om hier een goed resultaat neer te zetten, loopt een knak op.
Ik gooi het maar gelijk op tafel: woensdag moeten wij vertrekken, dat zijn de orders, met ons vertrek neem ik ook het geld mee. Zoals ik verwacht had, zegt ze dat ik haar het geld moet geven. ‘Nee, dat heb ik al overlegd met mijn commandant, die vindt dat niet goed. We moeten er met z’n allen voor zorgen dat het werk woensdag klaar is.’ Ik zeg niet, dat ik aan het regelen ben om langer te kunnen blijven. Ik zet er liever druk op - de streek van de smid, die zei dat-ie vrijdag zou komen, maar dat doodgewoon verzette naar maandag, staat me niet aan. Ik moet ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheid voor de voortgang bij de dorpelingen blijft.
De nachtwaker komt bij zijn cheffin, de verpleegster. Hij vertelt denk ik het verhaal van de brand in het Wolof, en geeft háár het geld dat ik hem gegeven heb. Tja, het is een simpele ziel en z’n vrouw is net zo aardig, als dat ze scheel is. (Ze is écht heel aardig - en scheel.) Ik bijt het puntje van m’n tong bijna eraf maar houd m'n mond.
Awa, zo heet de verpleegster, zegt dat ze de man zal helpen, spullen zal kopen etc. om de gevolgen van de brand te verhelpen. Ik moet er maar op vertrouwen, en dat doe ik eigenlijk niet zo. In de week dat ik daar nog was, heb ik geen activiteit tot herstel gezien. Het is weliswaar niet het seizoen voor het oogsten van gras voor op daken, maar toch. Ik vind het niet leuk dat Awa geld in handen krijgt dat ik anderen gegeven heb. Weliswaar is er voor getekend, dus ben ik ingedekt. Achteraf bezien is dit een betaling geweest, die ik beter niet zo had moeten doen: een lager bedrag had hetzelfde pr-effect gehad op de dorpelingen en was beter geweest.
Dan vraagt ze ineens om een flesje koud water. Dat zijn toevallig onze afgemeten rantsoenen - heb er geen zin in om na deze discussie dat water voor haar te gaan halen. Ik overleg het toch maar met de smo, die het goed vindt. Als daarmee het hek maar niet van de dam is.
Er is een sms’je van kapitein Maarten. Die komt morgen helemaal vanuit Dakar naar ons toe om foto’s te nemen voor de DV[1]-day en de ENDEX[2]-ceremony. Maarten ken ik al van de verkenning in mei 2010 en ik ben een keer in Schaarsbergen bij hem en de kapitein Peter langs geweest om kennis te maken. Een gezellige vent - kletst minder de oren van je kop dan Peter want dat is een echte PIO (Press Information Officer). Hij zal een heleboel over de oefening kunnen vertellen. Wij zitten hier in Némanding toch in onze eigen bubbel[3]
[1] DV-day: dag voor distinguished visitors.
[2] ENDEX: End of the Exercice
[3] Bubbel: uit het Engels: bubble. Dit woord komt uit Afghanistan. Ter beveiliging tegen radiografisch bestuurde ‘bermbommen’ zijn er stoorzenders in de voertuigen, zogenaamde jammers (op z’n Engels uitspreken: djemmers). Die maken een virtuele bel of ballon rondom de voertuigen, zodat de bermbommen niet tot ontploffing gebracht kunnen worden. Er is een bubbel. Als je in je bubbel zit, dan ben je onbereikbaar voor anderen.