24 december 2010

Dakar

Zondag 28 november


Militair vliegveld Dakar, 19:45h lokale tijd. Zojuist heb ik m’n zware woodlandtas in de container voor de ruimbagage gezet. Dat is een zorg minder. Ik vreesde met het wegen afgetikt te worden op overgewicht. Maar op het militair gedeelte wordt niets gescand of gewogen, simpel dus.

Ik zie een kapitein van het KCT[1], die ik ontmoet heb op de tweede verkenning in mei 2010. Hij herkent mij ook. Hij is geïnteresseerd in wat ik allemaal gedaan heb. Aardige vent. Een adjudant van het KCT bleek ervan op de hoogte te zijn dat ik met het KCT-detachement meereis in de bus vanaf Schiphol. Dat scheelt mijn vrouw een eind rijden en hoeven de kinderen amper te verzuimen van school. De KCT’ers zijn onopvallend; ze dragen geen baretten, dus moet je goed kijken naar de mouwemblemen. 

Ik bel m’n vrouw even om te vertellen dat ik morgenochtend in Roosendaal uit de bus stap. Fijn vooruitzicht - fijn om haar stem te horen. Overal zitten groepjes militairen, zeker tegen de 200. Ze praten wat met elkaar. Ik zit alleen, in m’n eigen bubbel, lekker te schrijven. Ik eet een biscuit uit het rantsoendoosje, dat verveelt nooit, neem af en toe een slokje water en verbaas me over de grote vleermuizen die hier rondvliegen. Ook zijn er muggen en ik baal ervan dat ik m’n DEET vanwege de controle met inchecken in de ruimbagage gestopt heb. Dit is de laatste keer dat ik m’n dagboek op schoot heb en zit te schrijven:

De dag begon al vroeg: 5:00h precies. In het maanlicht en met het rode licht van de Petzl[2] heb ik alles ingepakt en in de tientonner gezet. ‘Hé kapitein, de veldbedjes moeten worden ingeleverd bij de bevo!’ ‘Ja, dat weet ik, maar de mijne moet mee naar het schip - het bedje is van de genie en niet van de mariniers.’

Om 6:00h rijden we weg. Mijn chauffeur is sergeant van de mariniers en commandant van de douches op het CSS. Een belangrijke voorziening tijdens oefeningen zoals deze: hpg is erg belangrijk en douchen is goed voor het moreel van de mannen. Ik houd ervan om in een tientonner te zitten: ik zit hoog en heb een goed uitzicht. Tijdens de voorspoedige reis naar Dakar vertelt hij me z’n levensverhaal, de missies, z’n echtscheiding, de zorgen over z’n puberende zoon. Als je met z’n tweeën op de bok zit, is het Ronald en Leen. gezellig!

Al om half tien zijn we op de kade in Dakar, windstil, geen schaduw, nu nog koel: 32°C. Ik krijg vers gezette koffie en ik heb alle reden om hier te vertrekken. Hr. Ms. Johan de Witt komt pas na de vlootschouw om 15h binnen en dan staan 200 mannen te trappelen om te douchen. Nee, ik moet wat aangenamers zien te regelen.


Ik stuur een smsje aan de adjudant Peter dat ik op de kade ben en graag het geld en de administratie wil overdragen. Prompt een sms terug dat hij me komt halen. Even later bedank ik Ronald voor het rijden en het aangename gezelschap, en vertrek. Die Ronald kijkt wat zuur: een officier die het zichzelf comfortabel gaat maken, daar heeft hij het niet zo op.

Een kwartiertje later ben ik in een sjiek hotel met uitzicht op Gorée[3], een stoel om op te zitten, airco, croissants, koffie, genieten. Met Peter neem ik de financiën door. Post voor post worden de bonnen bekeken en vinkjes gezet in m’n kasboek. Tot slot laat ik hem tekenen voor de ontvangst van CFA 1.792.000 in m’n eigen kwitantieboekje. Ik ben bijzonder tevreden met mezelf dat ik eraan gedacht heb om dat te kopen. Niet beroerd gedaan om dat bedrag over te houden van de CFA 9.865.000 wat m’n budget was (€ 15.000). 

 

Peter geeft me de sleutel van een hotelkamer. Lekker douchen en schone kleren aan! Ik sta echt ontzettend lang onder de douche. Wat komt er een bruin water van me af. Ik had vergeten om shampoo mee te nemen op de oefening. Nu heb ik shampoo van het hotel en dat is toch wel heel prettig. Ik was m’n korte haren er twee keer mee, want de eerste keer wil het niet goed schuimen, zoveel stof zit erin.

Daarna kleed ik me aan, en ga m’n hand- en ruimbagage in orde maken, wat nog een hele puzzel is. Ondertussen is er de vlootschouw: alle schepen op linie, helikopters vliegen mee. Imposant.


Ik ben de enige om te lunchen. Geen rantsoen deze keer, maar lamskoteletjes met sperzieboontjes, een lekker sausje, een glas bier (Flag) en een nagerechtje met yoghurt en vruchtjes. Dat kost € 30,00. Veel geld, dit keer heb ik het ervoor over. Het is wel weer wennen om eigen geld uit te geven.

Dan komt de kapitein Maarten erbij. Hij bestelt een pasta. Ik ben blij dat ik hem kan spreken. De stroeve samenwerking met de smo en de luitenant zit me dwars en ik ben benieuwd hoe Maarten, ook van Luchtmobiel, daartegenaan kijkt. ‘Kijk Leen, jij bent een rare snuiter, een vreemde eend in de bijt. Jij bent betrokken bij je werk, gericht op het resultaat. Bij problemen heb je oplossingen gezocht of een andere aanpak gevolgd. Je bent niet bij de pakken gaan neerzitten toen het niet ging zoals jij verwachtte. De smo heeft z’n strakke militaire benadering, en heeft daarbij zijn eigen opdracht goed uitgevoerd. Alleen kon hij niet omgaan met de opdrachtgerichte benadering van jou. Jullie werkten vanuit twee werelden. En vooral gezien het slechte voorbereidingstraject was er geen bereidheid om zich aan te passen, wat jij wel wilde en deed.’ Ik zeg dat het jammer is dat het zo gelopen is. De groep genisten van de sergeant heeft toch een prachtige tijd gehad. De luitenant heeft kansen om te leren niet gegrepen en met die container heeft hij een inschattingsfout gemaakt. Ik breng ter sprake waarom Maarten niet mee wilde gaan in het plan van Raymund om de MB op zondagmiddag op het schip te zetten. Maarten antwoordde dat hij dat niet zag zitten, ‘want zo werkt dat niet.’ Ik heb dat later nog met Raymund besproken. ‘Ach Leen, ik heb het embarkeren al zo vaak gezien, ik weet hoe dat gepland wordt. Met de loadmaster had ik afgesproken dat ik die MB hier op zondagmiddag op de kade zou hebben en dan zou die gewoon aan boord zijn gereden. Daar is echt niets ingewikkelds aan.’ Tja, de kloof tussen Marine en Landmacht is groot.

Even na tweeën pak ik het veldbedje en loop ermee naar de haven. Het schip is zojuist afgemeerd. En verrek, daar zie ik de witte container van de genisten, met de chauffeur. Hij lacht z’n tanden wit als hij mij ziet. Ik schud ‘m de hand. Hij is al vier dagen op pad met dat rotding.


Ik sms Raymund dat ik op de kade bij het schip ben. Even later komt hij eraan. De pechvogel was om half elf op de kade en heeft al die tijd moeten wachten. We kunnen aan boord, we stappen in een bak met daarin doeken met ontsmettingsvloeistof. Raymund geeft me een rondleiding over het hele schip, tot de brug en de commandocentrale aan toe. En natuurlijk leg ik het veldbedje in de MB van de genie.

 

In de eetzaal zit movecon paspoorten in te nemen. Die worden centraal allemaal gestempeld door de Senegalezen en daarna krijgen we ze terug, hoop ik. Ik sluit me aan in de rij, en regel m’n zaken. Daarna is er eten: blauwe hap[4]. Ik neem extra veel sambal.

Raymund heeft z’n spullen aan boord. In zijn tweepersoons hut zetten we fotobestanden over en dan geleidt hij mij naar de valreep. We lopen langs de hut van de kapitein ter zee George van Aalst. Die wil ik nog wel even spreken, en hij heeft de tijd. Het project in Némanding is goed voor het voetlicht gekomen tijdens de officiële momenten met de hoge Senegalezen. Hij is er dik tevreden over en bedankt me. Verbaasd is hij, als hij hoort dat ik niet meevaar. ‘Dat had gewoon gekund hoor Leen. Ga over twee jaar weer mee met African Lion!’Toch aardig van ‘m.

Ik neem afscheid van Raymund. Het doet me wel wat. Ik loop terug naar het hotel en wacht op transport. Dat komt een kwartier later dan afgesproken en toen heb ik ‘m wel even geknepen: ze zouden me toch niet vergeten? Natuurlijk niet, en samen met een marineofficier worden we keurig op het militaire deel van het vliegveld afgezet.

Daar krijgen we na een tijdje onze paspoorten gestempeld terug, en krijgen we een boarding pass. Tegen elven gaan we met de bus naar het de Boeing 737 van Monarch Airlines. Ik ga ergens achterin zitten, en hoop dat ik een beetje kan slapen. De Engelse stewardessen spuiten insecticide en we vertrekken. Tussendoor nog een warme maaltijd en ’s ochtends vroeg landen we op Schiphol. Buiten is het -2°C! Even later zit ik in de bus, en rijden we naar Roosendaal. Onderweg bel ik even met thuis. Ergens op de kazerne moeten we eruit. Ik loop met m’n barang naar buiten de poort en sta te bibberen van de kou in alleen maar m’n tropentenue. Even later komt m’n vrouw met m’n kinderen aanrijden. Ze heeft de voering in m’n woodland buitenjas gedaan voor me. Wat is het toch een schat! Ze rijdt me naar huis. Daar breng ik de kinderen naar school en dan duik ik voor een paar uur m’n eigen bed in. Moe van de reis en tevreden over de oefening.

Beste lezer, bedankt voor het uithoudingsvermogen om m’n verhalen te lezen, en voor de positieve reacties die ik mocht ontvangen. Kap (R) Leen, functioneel specialist Civil Infra bij 1 CIMIC bataljon.


[1] KCT: Korps Commandotroepen
[2] Petzl: merknaam voor hoofdlampen, zie http://www.petzl.com/en/outdoor/tikka-zipka-series/tikka . Het model dat ik heb, wordt niet meer gemaakt. De mijne heeft een roodfilter dat je voor de lampjes kunt draaien en dan heb je rood licht. Dat valt minder op en beperkt dus de kans op ontdekking.
[4] Blauwe hap: Indische rijsttafel bij de Marine, zie http://www.youtube.com/watch?v=xzQS8-dvdUc

Vertrek uit Nemanding

Zaterdag 27 november

We zijn bijtijds wakker. Raymund koopt broodjes aan de overkant. We vroegen ons al af waar die broodjes vandaan komen. Ze worden achterop een motorfietsje aangevoerd vanuit Kaolack, waar een bakkerij is. Op de diverse verkooppunten worden broodjes achtergelaten. In Némanding hebben we nog een verkooppunt gezien.
 

Ik ben dik tevreden over m’n MSR-benzinebrander. Die heeft geen enkele keer geweigerd of slecht gebrand. Het principe is dat je in een soort van ‘pannetje’ onder de brander een aanmaakvloeistof aansteekt, die de brander voorverwarmt. Als dat beetje vloeistof opgebrand is, is de brander heet genoeg om netjes, zonder fakkel, de benzine te vergassen zodat het reukloos en kleurloos brandt. Het ziet er dan net uit als een gasfornuisbrander, alleen maakt het ietsje lawaai: het ruist. Ik gebruik spiritus als aanmaakvloeistof, en steek die aan met magnesiumstaal[1]. De spiritus spuit ik met een injectiespuitje (zonder naald) in het pannetje en dan trek ik een vonk van het magnesiumstaal. Dit werkt altijd, ook als het waait of regent. ’s Winters gebruik ik methanol i.p.v. spiritus overigens, dat ontvlamt beter als het lekker vriest.


Na het ontbijt pakken we al onze spullen in. Dat kunnen we beter doen nu het nog rustig is, dan straks als iedereen er is. Alle spullen die ik vanavond en vannacht denk nodig te hebben, stop ik in de plunjebaal; de overige spullen gaan in de woodlandtas.

Awa komt zeggen dat ze groenten gaat kopen. Dat komt goed uit! Ik kan nu Fal betalen zonder dat ze meekijkt. Fal geef ik CFA 60.000 bonus. Hij is een betrouwbare, aardige vent, die een tijd heeft moeten wachten voordat ik ‘m een opdracht gaf. En hij werkt hard, net als Pel. Ik spreek af dat hij beslist niets moet zeggen over die bonus. Hij komt wel 8 keer bij me langs om te vragen welk bedrag hij dan wel moet noemen als Awa ernaar vraagt: ‘Ja, CFA 140.000, precies zoals we afgesproken hadden.’

Dan hoor ik buiten een heleboel vrouwengekakel. Een groepje bonte ‘kippen’ veegt de hele kampong aan. Ook worden er twee grote gietaluminium ketels gebracht met hout, en met jerrycannetjes spijsolie. Raymund gaat mee als het rammetje eraan gaat. Ik hoef daar niet zo nodig bij te zijn. De vaccinatie is er ook weer.

 

 
 
 
 
 
 
 
 

 


Verder laat ik nog een ‘statieportretfoto’ nemen bij het bord buiten, en een groepsfoto. Het is toch wel bijzonder dat er altijd weer een Senegalees die helemaal niets met het groepje te maken heeft, zich ertussen wurmt en ook vereeuwigd wordt. Heel maf, ach ja, dat is het cultuurverschil zullen we maar zeggen. Raymund deelt Delftsblauwe klompjes uit - een presentje van de marine.


 

Al om half elf komt er een aftandse Ford 4x4 de kampong op, met twee mariniers. Die zijn vroeg zeg! Ze zijn blij met de oploskoffie die ik voor ze bereid. Er waren echt heel slechte stukken weg bij en ze vinden het een prima besluit dat we met z’n allen vóór donker terug zijn op het CSS. Het vertrek conform de order om 13:00h ligt daarmee onwrikbaar vast.

Mannen slachten de schapen hier, en villen ze. De verdere bereiding is vrouwenwerk. Ik heb niet gezien dat er iets weggegooid wordt, ook de organen worden verwerkt tot voedsel.

 
 


In de kookpotten zit een volle laag hete olie - het vlees wordt eigenlijk gefrituurd in plaats van gebakken, geroosterd of gebraden. Raymund roert in de potten; de vrouwen lachen want mannen horen dat denk ik niet te doen.


Ook zijn de muzikanten gekomen; ze bespelen de djembeés en er komen steeds meer kinderen. Ik ga maar ‘ns onder de boom zitten en regel dat de vlag opgehangen wordt. Dan zijn ook de danseressen er, het feest is nu toch wel begonnen. Ik word toegezongen in het Wolof en ik geniet ervan. Ook doe ik nog even mee met een dans - iedereen lachen natuurlijk. Ik heb niet zoveel zin om me uit te sloven: al snel ga ik weer zitten en neem een piepklein negertje op schoot; zou het kind wel zindelijk zijn? Goed excuus om te blijven zitten, haha. De mariniers hebben er ook lol in en stiekem vraag ik me af hoe de genisten het gevonden zouden hebben...
 



 
 
 
 

 

Om kwart voor een stoot Raymund me aan: ‘wat zullen we doen?’ Hij wil dolgraag mee-eten. Ik vraag hoe laat het eten er is. ‘Over een half uur.’ ‘Raymund, ze zeggen over een half uur; dat wordt dus zeker een uur en voordat we het op hebben zijn we nog een half uur verder. We kunnen het niet zo lang rekken.’ Dat ziet hij ook wel in. We staan op voor de ceremonie.

We pakken de blauwe zak met knuffels, met z’n allen naar de vlag die boven de veranda van het verpleeggebouw hangt, ik trek aan het koordje, het dundoek valt! Hoera - het gebouw is geopend!! Raymund overhandigt de zak met knuffels, de laatste foto’s worden genomen, we lopen naar de rode Ford 4x4 met een heleboel mensen eromheen, we stappen in en rijden voorzichtig weg, uitgezwaaid door een massa mensen. Jammer dat we het feest niet meemaken, maar zonder ons komt dat ook wel goed. En ik verlaat de kampong in de zekerheid dat de allerlaatste werkzaamheden binnen een of twee dagen ook klaar zijn.

 
 
 
 

Het eerste stukje naar het noorden gaat prima. Ondanks dat de airco kapot is, heb ik geen last van de warmte. Van de mariniers krijgen we lekkers.


Na Toubacouta wordt de weg zo slecht, dat we de pistes gebruiken. Dan een goed stuk tot Kaolack, waar we even stoppen om een blikje fris te kopen en de benen even te strekken. Dan weer een slecht stuk; uitwijken naar pistes is onmogelijk. Vervolgens schiet het goed op naar M’Bour, en verbaas ik me over de grote afstand naar het CSS, of wat daarvan over is: de colonnes staan opgesteld met daarnaast veldbedjes met de klamboes erop. Een grote kinderschaar aast op spulletjes. Marechaussees staan bij de afzetlinten om de kinderen weg te houden. Een durfal komt aan de verkeerde kant, krijgt een snauw en stuift terug naar de veilige zijde. Zo, dat is ook weer duidelijk. Hier staan wel baobab-bomen.

 

Ik meld me bij de commandant van het CSS, de majoor Fred. Hij zegt dat hij in deze oefening koppijn kreeg van twee dingen: Senegalezen en CIMIC. Dat laatste kan ik me goed voorstellen. Ik voel me wel bezwaard maar niet schuldig. Wat de logistiek betreft hebben we last gehad van de slechte voorbereiding.

Ik zet m’n spulletjes op naast het voertuig, een tientonner, waar ik bijrijder op zal zijn en ga m’n administratie in orde maken voor de overdracht morgen. Ik ben op tijd klaar voor het eten. Er worden warme rantsoenen in zakjes i.p.v. blikken uitgereikt. En er zijn toetjes!!! Ook zijn er mandarijntjes over. ‘Mag ik er een paar?’ ‘Zoveel u wilt.’ Ik steek er een stuk of 20 bij me. Lekker om fruit te eten. Ik eet er gelijk 10 of zo op - verrukkelijk.
 

Dan is het tijd om te gaan slapen, want we zullen om 05:00h gewekt worden. Tegen vieren moet ik er even uit om te plassen. Ik loop naar de Dixie en zie zomaar de Grote Beer boven de horizon en daarmee weet ik gelijk de Poolster te vinden, precies op dezelfde hoogte als ik gisteren al vermoedde. Toch stug dat ik al die nachten nooit eerder de Grote Beer gezien heb. Ik slaap nog even en dan worden we gewekt.



[1] Zie http://www.lightmyfireusa.com/firesteel.html